Meer dan ooit combineren Belgische werknemers verschillende transportmodi. Ruim 11% van de Belgische werknemers combineert de auto met de fiets. Dat blijkt uit de jaarlijkse mobiliteitsbarometer die HR-dienstverlener Acerta al voor de vierde keer opstelde. Wij bundelen de belangrijkste conclusies:
65 % van de werknemers rijdt elke dag met de auto naar het werk, nog altijd een ruime meerderheid dus. Dat op zich lijkt geen nieuws, maar feit is toch dat dit een daling betekent met 2,5 % t.o.v. 2017. Maar de auto vergaart geen stof in de garage. Meer werknemers kozen in 2018 bewuster voor de manier waarop ze de verplaatsing naar het werk maken. Afhankelijk van de omstandigheden kiezen zij ervoor om de wagen te gebruiken of om voor een ander vervoermiddel te kiezen. En de populairste combinatie is die van auto en fiets. Sommigen combineren dagelijks: ze halen na de langste kilometers te hebben gereden de (plooi)fiets uit de koffer; anderen combineren volgens de omstandigheden van het moment: blijft het droog of moeten ze die dag niet via de crèche, dan gaan ze op de fiets. In 2018 regelde meer dan 1 op 10 werknemers (11,1 %) het woon-werkverkeer op die manier.
De populariteit van de auto houdt natuurlijk ook verband met de populariteit van de bedrijfswagen. In 2017 reed 19,5 % van de bedienden met een wagen naar het werk, in 2018 was dat 19,6 %. Dirk Wijns, Director ACERTA Consult: “De vorige jaren was er een duidelijke toename van het aantal bedrijfswagens. De stagnering van het aantal bedrijfswagens is dus wel degelijk nieuws. We zien 2 mogelijke verklaringen. De gunstige economische conjunctuur heeft geleid tot een belangrijke groei in de tewerkstelling. Deze groei doet zich in belangrijke mate ook voor bij bedienden die traditioneel eerder uitvoerende taken op zich nemen en niet in aanmerking komen voor een firmawagen. Anderzijds staan meer nieuw aangeworvenen kritischer tegenover de firmawagen dan hun voorgangers. De firmawagen is niet noodzakelijk meer hét te bekomen voordeel in een “onderhandeling” over loon- en arbeidsvoorwaarden.”
“We zijn ervan overtuigd dat werknemers die potentieel in aanmerking komen voor een firmawagen, als het wetsontwerp inzake mobiliteitsbudget goedgekeurd zal worden in het Parlement, vragende partij zullen zijn bij hun werkgever om dit omgezet te krijgen in een mobiliteitsbudget waarmee ze dan zelf hun mobiliteit kunnen organiseren op de manier die het best aan hun behoefte beantwoordt. En dat zal dan dikwijls een keuze zijn voor een kleinere en CO2-vriendelijkere wagen in combinatie met de fiets, het openbaar vervoer of deel-systemen”, besluit hij.
Opmars van de fiets
De opmars van de fiets in het traject van en naar het werk begon al in 2011 en zet zich ook in 2018 verder door. In 2018 koos 26,37 % van de werknemers regelmatig voor de fiets, alweer een toename, nu met 8,9 % tegenover vorig jaar. Voor 14,12 % van de werknemers geldt zelfs: de fiets of niets. En alle leeftijden fietsen, zo leren ons de details van de mobiliteitsbarometer. Dat zelfs de 63-plussers meedoen, daar zal de grote populariteit van de elektrische fiets wel voor iets tussen zitten.
Trein-tram-bus
Al in 2017 was er een lichte toename in de interesse in het openbaar vervoer. In 2018 kwam je 8 % van de werknemers regelmatig tegen op trein, tram, bus of metro. Voor 6,28 % van de werknemers is dat zelfs het enige vervoersmiddel dat ze gebruiken voor hun verplaatsing naar het werk. Het blijft een bescheiden aandeel, maar we merken toch een duidelijke stijging. En blijkbaar vinden ze elkaar ook net iets vaker dan vroeger, het vaakst in die regio’s waar het aanbod het beste is uitgewerkt. Dirk Wijns: “In realiteit zal het openbaar vervoer nog wel meer dan 8 % van de werkende Belgen bereiken. In onze ACERTA-barometer zitten immers niet de gegevens van de openbare sector. En de werknemers in de overheid zijn in zeer grote meerderheid trein- en busreizigers voor hun verplaatsing naar en van kantoor.”