Let op: fiscus vordert achterstallig VAA in de bouwsector

Het is (bijna) overal hetzelfde: bouwvakkers gebruiken bedrijfswagens (vaak met een utilitair karakter) om naar de bouwwerf te rijden. Volgens de belastingdienst moeten zij, indien zij deze voertuigen alleen gebruiken en meer dan 40 dagen per jaar naar dezelfde bouwplaats reizen, VAA betalen. Een groot bouwbedrijf heeft dit onlangs op de harde manier geleerd. Het incident werd zelfs besproken in de Commissie Financiën van de Kamer.

Het is bekend dat de belastingdienst het woon-werkverkeer als een privéverplaatsing beschouwt. Naar aanleiding van een belastingcontrole werd een bouwbedrijf door de belastingdienst verzocht een aantal van zijn werknemers een VAA aan te rekenen. “Volgens de controleur worden mensen die niet carpoolen en die ten minste 40 dagen per jaar – overigens niet noodzakelijkerwijs opeenvolgend – met een bedrijfsbusje van huis naar dezelfde bouwwerf reizen, geacht een VAA te betalen,” legt het bouwbedrijf uit. “Maar het zou belachelijk zijn om werknemers te vragen elke ochtend voertuigen van ons parkeerterrein op te halen en ze elke avond terug te brengen,” aldus het bedrijf. En we weten ook dat deze bedrijfsvoertuigen niet voor andere particuliere doeleinden worden gebruikt dan om naar het werk te gaan.”

De vragen is dan ook: “Wat moeten we doen? Een minimum VAA aanrekenen voor het gebruik van bestelwagens? Moeten we bestelwagens vervangen door auto’s die minder kosten qua VAA? De oplossing is niet eenvoudig. Als we de VAA-formule voor personenauto’s toepassen, kan het bedrag oplopen tot enkele duizenden euro’s per jaar voor een eenvoudige bestelwagen, gezien de CO2-uitstoot en de reële waarde van een bestelwagen. En zelfs als de werknemers met hun eigen voertuigen naar de bouwplaatsen zouden rijden, met kilometervergoeding, zouden zij op deze vergoeding worden belast.”

Er is een regeling in de maak. “Er zou een minimum VAA (1.370 euro per jaar in 2021) in rekening worden gebracht, in de veronderstelling dat de bestelwagen niet privé wordt gebruikt, behalve voor deze ritten tussen het eigen huis en de bouwwerf. Maar dit is slechts een “tijdelijke regeling”.

Nog verrassender: achterstallige betalingen worden tot 2016 teruggevorderd. “Het bedrijf neemt dit op zich om de werknemers niet zwaarder te belasten.”

Welke legale basis?

Dit incident werd besproken in de Commissie Financiën op 1 juni. CDH-parlementslid Vanessa Matz stelde de vraag (of liever meerdere vragen) aan federaal minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V):

“Bevestigt u dat het VAA in de voormelde situaties betaald moet worden? Wat is de fiscale grondslag voor die verplichting? Zult u die verplichting herzien en rekening houden met de situatie van de arbeiders in de bouwsector? De regels zijn immers discriminerend ten opzichte van de bedrijfswagens die in het weekend gebruikt mogen worden! Ik heb geen wettelijke grondslag gevonden en in sommige gevallen worden er achterstallige betalingen gevorderd tot 2016!”

Dit is het antwoord van minister Van Peteghem:

“Als een voertuig gratis ter beschikking gesteld wordt van een werknemer en als het gebruikt wordt voor het woon-werkverkeer, is dat een belastbaar voordeel voor die werknemer. Het begrip werkplek wordt als vanouds geïnterpreteerd als een vaste werkplek. Deze verplaatsingskosten komen dus ten laste van de werknemer. Een werkplek zoals een bouwwerf, waar de werknemer minder dan veertig dagen aan het werk is gedurende een belastbare periode dient niet als een vaste werkplek beschouwd te worden. Bij wijze van uitzondering op het voorgaande kan het voordeel van alle aard van de werknemer als een vrijgesteld sociaal voordeel beschouwd worden, voor zover alle voorwaarden met betrekking tot het door de werkgever georganiseerde collectieve transport vervuld zijn. Het verschil in fiscale behandeling is gerechtvaardigd aangezien de betrokken werknemer zich niet eerst naar de zetel van het bedrijf hoeft te verplaatsen.”

Dit antwoord kon Vanessa Matz niet geruststellen en zij antwoordde als volgt:

“Waarom past de fiscus nu de veertigdagenregel toe en eist hij achterstallen op sinds de inwerkingtreding van die regel in 2016, terwijl carpoolen niet mogelijk was door de coronamaatregelen? Dat zal de werknemers een flink stuk meer kosten! Ik begrijp de logica van uw interpretatie niet. De bedrijven en de werknemers zouden deze administratieve praktijk moeten betwisten. De kwestie van de woonplaats en de veertigdagenregel mogen dan al in het sociaal recht bestaan, maar in het fiscaal recht is dat volgens mij niet het geval. Sommige bedrijven nemen zelf de door hun werknemers verschuldigde achterstallige betalingen voor hun rekening, andere doen dat niet. Men eist nu dat werknemers die niet op de hoogte waren van die maatregel duizenden euro’s betalen en men vergelijkt hun voordeel nu met een volledig gebruik van een bedrijfsvoertuig, wat helemaal niet het geval is!”

FAQ over het VAA

Na wat onderzoek hebben we het (gedeeltelijke?) antwoord gevonden op de vraag naar de juridische basis. Die staat in de FAQ over het VAA (vraag 58, de allerlaatste uit de reeks) die te vinden is op de website van de FOD Financiën:

Geldt de “40-dagenregel” nog steeds voor de bepaling van de vaste arbeidsplaats? Ja, de bepalingen betreffende de “40 dagen”-regel in circulaire nr. Ci.RH.241/573.243 (AFER 46/2007) van 6.12.2007 zijn nog steeds van toepassing voor de bepaling van de vaste arbeidsplaats. “

De cdH-afgevaardigde vroeg de minister nogmaals naar de rechtsgrondslag en vooral naar de reden waarom de belastingdienst in 2021 achterstallige betalingen sinds 2016 opeist. Wij zullen u op de hoogte houden van de volgende ontwikkelingen in deze zaak.

#Fleet Management

Lees ook:

Schrijf u nu in op FLOW, de wekelijkse e-letter van FLEET.be!

/ newsletters
FLEET's Flow nieuwsbrief is een wekelijks briefing van het laatste nieuws in de FLEET wereld.
Ontvang de newsletter
/ magazine
Een voorkeur voor print? Ontvang ons magazine FLEET tweemaandelijks gratis in de bus!
Ontvang het magazine