Alles weten over de fiscaliteit van laadpalen

Naast een uitgebreid hoofdstuk over autofiscaliteit, bevat de regeling over de vergroening van bedrijfswagens tegen 2026 – onder meer – een heel hoofdstuk over laadpalen. Bedrijven en zelfstandigen/vrije beroepen kunnen profiteren van een verhoogde kostenaftrek. Dit zijn de details.

1. Aan welke voorwaarden moeten de investeringen voldoen opdat ze kunnen genieten van de verhoogde kostenaftrek?

1° het laadstation moet in nieuwe staat verkregen of tot stand gebracht zijn
2° het laadstation moet publiek toegankelijk zijn. Hierbij wordt gedacht aan laadstations op vrij toegankelijke parkeerterreinen van winkelcentra, supermarkten, winkels en kantoren, waar iedereen zijn elektrische wagen kan opladen. Een laadstation wordt als publiek toegankelijk beschouwd wanneer het voldoet aan de volgende twee cumulatieve voorwaarden:

–       ten minste gedurende de gangbare openingstijden, dan wel sluitingstijden van de onderneming vrij toegankelijk zijn voor elke derde

–       binnen de door de koning vastgestelde termijn aangemeld zijn bij de Federale Overheidsdienst Financiën. Met deze aanmelding geeft de belastingplichtige aan de Federale Overheidsdienst Financiën de toestemming om het laadstation te laten vermelden op de webstek van het Europese observatorium voor alternatieve brandstoffen (eafo.eu). De gebruikers van het laadstation kunnen dan zowel de locatie als de beschikbaarheid controleren.

3° het laadstation moet ‘intelligent’ zijn.

Dit betekent dat de laadtijd en het laadvermogen moeten kunnen gestuurd worden door een energiebeheerssysteem. Het laadstation moet via een gestandaardiseerd protocol digitaal gekoppeld worden met een beheerssysteem, met inbegrip van die van derde partijen tegen uiterlijk 01.01.2023, dat de laadtijd en het laadvermogen van het laadstation kan sturen en waarbij deze verbinding vrij ter beschikking wordt gesteld van de gebruikers. Het laadstation moet gekoppeld worden met een energiebeheerssysteem, ongeacht het merk of de ontwikkelaar van dit beheerssysteem. Indien het intelligente laadstation enkel koppelbaar is met een beheerssysteem van dezelfde leverancier, wordt de keuzevrijheid van de consument namelijk beperkt, en kan deze aankijken tegen hogere kosten (‘vendor lock-in’). Het bovenvermelde gestandaardiseerd protocol moet ofwel van het type OCPP zijn, ofwel een eigen protocol zijn waarvan de beschrijving in de technische documentatie van het laadstation is opgenomen, ofwel van een andere internationale standaard zijn die voor deze connectie ontwikkeld wordt, voor zover die protocollen toelaten te voldoen aan de algemene eisen in verband met koppelbaarheid en aanstuurbaarheid. Het type connectie wordt bij de technische specificaties van het laadstation vermeld.

2. Welk fiscaal voordeel wordt toegekend?

Het voordeel wordt verleend onder de vorm van een verhoogde aftrek voor de afschrijvingen met betrekking tot die investeringen. De bijkomende kosten die samen met het laadstation worden afgeschreven, maken deel uit van die aanschaffingswaarde. De notie ‘bijkomende kosten’ omvat kosten zoals vervoerkosten, installatiekosten (bv. kosten van plaatsing, van montage, van aansluiting aan energiebronnen, bekabelingswerken, …), kosten van studies, expertise, enz. Ook de kosten met betrekking tot de aanschaf en installatie van (een) elektriciteitscabine(s) die nodig zijn voor de werking van de laadstations komen in aanmerking. Daarentegen zijn kosten die verband houden met de aanschaf en plaatsing van een huisbatterij niet bedoeld door deze maatregel.

Het aftrekbare bedrag per belastbaar tijdperk wordt bekomen door het normale bedrag van de afschrijvingen van dat tijdperk, naargelang het geval, met 100 % of 50 % te verhogen.

Zo wordt de fiscale aftrek van de afschrijving gebracht op:

–       200 % voor afschrijvingen met betrekking tot investeringen in operationele en publiek toegankelijke laadstations gedaan in de periode van 01.09.2021 tot 31.12.2022

–       150 % voor afschrijvingen met betrekking tot investeringen in operationele en publiek toegankelijke laadstations gedaan in de periode van 01.01.2023 tot 31.08.2024.

3. Hoe wordt de verhoogde aftrek gespreid in de tijd?

Het laadstation moet lineair over minstens vijf belastbare tijdperken worden afgeschreven. Het gaat over een minimum. Indien de geschatte economische levensduur van het actief meer bedraagt dan vijf jaar, zal er uiteraard ook over een langere termijn moeten worden afgeschreven. In het algemeen kan een termijn van tien jaar als een normale gebruiksduur voor een laadpaal worden aanvaard.

De verhoogde aftrek wordt slechts toegekend vanaf het aanslagjaar verbonden met het belastbaar tijdperk in de loop waarvan het laadstation operationeel en publiek toegankelijk is en bij de FOD Financiën werd aangemeld.

Wat de daaropvolgende aanslagjaren betreft, wordt de verhoogde aftrek slechts toegekend voor de aanslagjaren verbonden met een belastbaar tijdperk waarvoor gedurende het hele tijdperk aan de voorvermelde voorwaarden is voldaan, zonder rekening te houden met ontoegankelijkheden veroorzaakt buiten de wil van de belastingplichtige om zoals elektriciteitspannes, openbare werken en rampen. Van zodra de onderneming ervoor kiest het laadstation niet meer open te stellen voor het publiek, kan zij geen aanspraak meer maken op de verhoogde aftrek voor dat belastbaar tijdperk. Indien het laadstation in een later belastbaar tijdperk opnieuw publiek toegankelijk wordt, kan de onderneming terug aanspraak maken op de verhoogde aftrek op voorwaarde dat het laadstation gedurende het hele tijdperk publiek toegankelijk is.

D  belastingplichtige heeft de mogelijkheid om te starten met afschrijven op het moment dat de investering is verkregen of tot stand gebracht, dus wanneer deze volledig is gerealiseerd, of in de loop van de verwerving of tot stand brenging.

4. Wat met de latere meerwaarden of minderwaarden?

De afschrijvingen die worden aanvaard bovenop de aanschaffings- of beleggingswaarde van de laadstations, komen niet in aanmerking voor het bepalen van de latere meerwaarden en minderwaarden op die laadstations.

De fiscale netto-waarde van het actief is de aanschaffingswaarde verminderd met de fiscaal aangenomen afschrijvingen gerekend aan 100 % en niet aan 200 %.

Voorbeeld:

Een zelfstandige heeft in 2021 een laadstation voor elektrische wagens aangekocht voor een waarde van 4.000 euro. Deze stemt overeen met de voorwaarden om te kunnen genieten van de verhoogde afschrijvingen en is operationeel en toegankelijk voor het publiek. Zijn belastbare tijdperken komen overeen met kalenderjaren.

De zelfstandige kiest ervoor te beginnen met afschrijven op het moment dat de investering definitief verworven is, zijnde in 2022. De afschrijving loopt over 10 jaar.

In 2024 wordt het laadstation verkocht voor een bedrag van 3.500 euro.

Hoeveel bedraagt de belastbare meerwaarde?

–       verkoopprijs: 3.500 euro

–       aanschaffingswaarde: 4.000 euro

–       fiscaal aangenomen afschrijving in 2022: 400 euro x 200 % = 800 euro

–       fiscaal aangenomen afschrijving in 2023: 400 euro x 200 % = 800 euro

–       reële restwaarde van het laadstation: 4.000 euro – 800 euro(*) = 3.200 euro

–       belastbare meerwaarde: 3.500 euro – 3.200 euro = 300 euro.

(*) Er zijn in totaal twee jaren geweest waarvoor het tarief van 100 % een afschrijving van 800 euro (2 x 400) zou hebben gegeven. Afschrijvingen die in aanmerking worden genomen bovenop de investeringswaarde of de kostprijs van de laadpalen (zijnde 800 euro) tellen niet mee voor de vaststelling van de meerwaarde.

5. Wat met een netwerk dat tegelijk laadstations omvat die aan de voorwaarden voldoen en laadstations omvat die niet aan de voorwaarden voldoen?

e bepalingen die toelaten te kunnen genieten van de verhoogde afschrijvingen stellen niet dat het geheel van het door de belastingplichtige geëxploiteerde netwerk uitsluitend moet bestaan uit laadstations die voldoen aan de voorwaarden om te kunnen genieten van dat fiscaal voordeel per station. De bepalingen hebben rechtstreeks betrekking op de stations zelf en niet op het netwerk. Bijgevolg wordt de mogelijkheid in principe niet uitgesloten dat een belastingplichtige kan genieten van verhoogde afschrijvingen voor de stations in zijn netwerk die aan de voorwaarden voldoen, en geen enkele verhoogde aftrek geniet voor de andere stations van zijn netwerk die niet aan de voorwaarden voldoen.

Indien de belastingplichtige gemeenschappelijke kosten heeft gemaakt die zowel betrekking hebben op de voor verhoogde afschrijving in aanmerking komende als niet in aanmerking komende laadstations, zal hij deze gemeenschappelijke kosten moeten uitsplitsen over de verschillende betrokken laadstations. Hiervoor krijgt elk station een gewicht die overeenstemt met het kostenaandeel in de totale gemeenschappelijke kost. De belastingplichtige mag de gemeenschappelijke kosten echter volgens een andere methode die hij meer toepasselijk acht over de betrokken stations verdelen. Hij moet deze uitsplitsing rechtvaardigen aan de hand van bewijsstukken of door enig ander bewijsmiddel.

Voorbeeld:

Een zelfstandige gebruikt een netwerk van drie laadstations voor elektrische wagens. Van deze drie laadstations voldoen er twee aan alle voorwaarden om te kunnen genieten van de verhoogde afschrijvingen.

De kostprijs bedroeg aanvankelijk 2.000 euro voor het niet publiek toegankelijk station (station 1) en 3.500 euro per laadstation die voldoet aan de voorwaarden om te genieten van de verhoogde afschrijvingen (stations 2 en 3).

De laadstations 2 en 3 moesten op een paal worden geïnstalleerd om ze publiek toegankelijk te maken, in tegenstelling tot station 1 die direct op een van de muren van de inrichting kon worden geplaatst. Deze plaatsing op een paal leverde een bijkomende kost op van 500 euro per betrokken laadstation (d.w.z. 1.000 euro in totaal voor stations 2 en 3).

De plaatsingskosten van de drie laadstations bedraagt dus 10.000 euro, waarbij nog 2.000 euro aan gemeenschappelijke kosten voor de aansluiting op een stroombron moet worden toegevoegd. De investering bedraagt in totaal 12.000 euro.

Hoe moeten de gemeenschappelijke kosten voor de aansluiting tussen de drie laadstations worden uitgesplitst?

–       prijs van laadstation 1 (die niet geniet van het fiscaal voordeel) zonder gemeenschappelijke kosten: 2.000 euro

–       prijs van laadstation 2 (die geniet van het fiscaal voordeel) zonder gemeenschappelijke kosten: 4.000 euro

–       prijs van laadstation 3 (die geniet van het fiscaal voordeel) zonder gemeenschappelijke kosten: 4.000 euro

–       Plaatsingskost voor de drie stations: 1 x 2.000 euro + 2 x 4.000 euro = 10.000 euro

–       gewicht van station 1 in de installatiekost: 2.000 euro / 10.000 euro = 0,2

–       gewicht van station 2 in de installatiekost: 4.000 euro / 10.000 euro = 0,4

–       gewicht van station 3 in de installatiekost: 4.000 euro / 10.000 euro = 0,4

–       gemeenschappelijke kost voor de aansluiting op een stroombron: 2.000 euro

–       aandeel in de kost van station 1 in de totale gemeenschappelijke kost: 2.000 euro x 0,2 = 400 euro

–       aandeel in de kost van station 2 in de totale gemeenschappelijke kost: 2.000 euro x 0,4 = 800 euro

–       aandeel in de kost van station 3 in de totale gemeenschappelijke kost: 2.000 euro x 0,4 = 800 euro.

De investering die recht geeft op verhoogde afschrijvingen bedraagt: 4.000 + 4.000 + 1.600 = 9.600 euro.

De investering die recht geeft op de normale afschrijvingen bedraagt: 2.000 + 400 = 2.400 euro.

#Fleet Management

Lees ook:

Schrijf u nu in op FLOW, de wekelijkse e-letter van FLEET.be!

/ newsletters
FLEET's Flow nieuwsbrief is een wekelijks briefing van het laatste nieuws in de FLEET wereld.
Ontvang de newsletter
/ magazine
Een voorkeur voor print? Ontvang ons magazine FLEET tweemaandelijks gratis in de bus!
Ontvang het magazine